06
Het was al voorbij fin saison en omdat bovendien het weer was omgeslagen, met aanhoudende wind en regen, waren de uitbaters van enkele strandbars al druk in de weer met de afbraak van hun togen, frigo's, terrassen, sanitair. Ook aan de andere kant van het strand was de sloop in volle gang. Als in een gebit met verbrokkelde tanden waren reeds de eerste gapingen zichtbaar in de lange rij dicht tegen elkaar opgetrokken witte strandcabines. Binnenkort zouden, schuin onder de dijk, de zandvangers teruggeplaatst worden op het blanke strand en zou de kustlijn haar natuurlijke ongerepte staat terugkrijgen. Ik zat het allemaal gelaten aan te kijken.
Ik schrok wakker uit mijn gepeins toen ik plots een hand op mijn schouder voelde. Het was Angelo die net was aangekomen in het Beachhouse café.
'Je leek ver weg, Honoré. Waar zat je?'
'Awel, ik was dat daar aan het volgen', ik wees naar de bedrijvigheid op het strand, 'en hoorde ineens in mijn hoofd dat nummer van Gilbert Bécaud, waarin hij zingt over het zomerseizoen dat eindelijk voorbij is.'
' C'est en septembre que mon pays peut respirer... Is het dat waaraan je dacht?'
'Ja en dat hij nu eindelijk ongestoord een dutje kan gaan doen onder zijn olijfboom.'
'Treffend hé.'
'Ja. Zie, ik ben hier zelf nog niet eens zolang geleden aangespoeld en ik begrijp Bécaud al helemaal.' Ik deed teken naar Monique. We bestelden koffie.
Tijdens het wachten had ik uitgerekend dat het intussen ruim een maand geleden moest zijn dat ik Angelo nog had gesproken. Hij had immers eenzijdig onze wekelijkse rendez-vous opgeschort omdat hij ten laatste tegen eind september zijn manuscript bij zijn uitgever wou krijgen en dus had hij al heel die tijd noodgedwongen een kluizenaarsleven geleid. Het lot van een schrijver.
Ik durfde niet meteen te vragen of hij zijn zelf opgelegde deadline had gehaald. Ik kon maar beter eerst polsen of hij intussen was gerustgesteld rond die kwestie van de eventuele herkenbaarheid van sommige van zijn opgevoerde personages. Kareltje en zo.
'Die vraag heb ik inderdaad al een tijd geleden gemaild naar een van die uitgevers die zo graag in zee willen gaan met beginnende schrijvers, elke debutant ernstig nemen, bla...bla...bla.' Angelo wuifde met handen en armen, ten teken dat het vluchtige gratuite uitspraken waren geweest.
'En? Wat was het antwoord?'
'Je zult je nog wel herinneren dat ik vooraf met iemand onder vier ogen wou spreken, maar zij wilden van hun kant eerst mijn tekst zien. Om eerlijk te zijn, dergelijke reactie had ik niet verwacht, maar om niet meteen iemand voor het hoofd te stoten heb ik ze toch maar meteen mijn eerste hoofdstuk bezorgd.'
Het deel waarvan ik proeflezer had mogen zijn. 'En?'
'Weet je wat ze antwoordden? Dat het een pittig verhaal is met goede karaktertekeningen, maar dat de verhaallijn moeilijk te volgen is omdat er al op de eerste bladzijden best veel namen worden opgevoerd. Het zou ook hier en daar iets te Vlaams klinken. Terwijl dat net de bedoeling was.'
Dat van die vele namen herkende ik.
'Dat was het dan?'
'Nee, er is meer. Luister, samen met mijn tekst stuurde ik nogmaals mijn vraag mee om toch even met iemand daar in gesprek te kunnen gaan. Ze reageerden botweg met de mededeling dat ze daar geen tijd voor konden vrijmaken, dat dit trouwens helemaal niet de gewoonte is. Ik heb dan maar niet meer aangedrongen want weet je, Honoré, dat van die herkenbaarheid, daar lig ik al lang niet meer van wakker.'
Misschien had hij wel gelijk. Trouwens, een beetje flirten met die herkenbaarheid van personen en onkiese situaties maakt het misschien allemaal net iets spannender, dacht ik.
'Weet je waar ze op uit zijn? Op een vette factuur. Want zie, ze vroegen al meteen naar het aantal bladzijden. Natuurlijk, zo konden ze zich al een idee vormen over het kostenplaatje. Niets laten ze onverlet: redactiewerk aan zoveel euro per bladzijde, spellingscontrole zoveel... om nog maar te zwijgen over de kosten voor de opmaak van de omslag, het drukwerk...'
'Terwijl een heuse uitgever dat allemaal op zich neemt', bracht ik in, 'of heb ik dat verkeerd begrepen?'
'Nee nee, zo is het precies. Weet je wat er toen door mijn hoofd ging? Had ik maar iemand die een omslag kan ontwerpen, uit de voeten kan met Photoshop. Dan kon ik mijn boek gewoon bij de drukker om de hoek laten opmaken.'
'En geen gezaag over punten en komma's', vulde ik aan. Ik moest denken aan meester Delobelle met zijn genadeloos verdict onderaan mijn opstellen: zelden een goed, meestal een kan beter, uitroepteken..., steevast in rode inkt.
'Dat is de nagel op de kop, Honoré. Je hebt het helemaal begrepen. Jij bent een man naar mijn hart.'
'En toch heb je jouw manuscript nu aan een heuse uitgever bezorgd?'
'Jawel, want ik wil weten of mijn boek überhaupt iets voorstelt. Dan maar liever de korte pijn. En indien ze er toch iets zouden in zien, je weet maar nooit, dan zal ik er graag die opmerkingen over punten en komma's bijnemen.'
'En dat allemaal zonder je in het avontuur van die gepeperde rekeningen te moeten storten.'
Angelo knikte bevestigend.
'En nu maar afwachten tot je iets verneemt. Hoelang, denk je?'
Het leek of Angelo binnenpretjes had. Ik had nochtans niets grappigs gezegd. 'Waarom zit je daar zo te lachen?'
'Zeg mij eerst wat je wilt drinken. Ik trakteer.'
We bestelden twee Omers.
Angelo begon honderduit te vertellen. Omdat hij na twee weken ongeduldig wachten nog niet eens had vernomen of zijn manuscript wel goed was aangekomen, had hij de uitgeverij opgebeld. Ze vertelden hem dat iemand daar de eerste bladzijden was beginnen lezen en dat zijn tekst nu op de leestafel was beland van een van de redacteurs.
'Dat ziet er veelbelovend uit, ja toch?', bracht ik in.
'Zeker, want normaal gooien ze al die binnengekomen manuscripten meteen op een hoop, in afwachting van de eerste onverbiddelijke selectie. Alleen, indien het echt zou lukken met mijn roman is er nog een lange weg te gaan, een parcours vol hindernissen. Wie weet hoelang het wachten is op het eerste gedrukte exemplaar, vers van de pers.'
'Misschien kan je al meteen aan een volgend boek beginnen?'
'Nee. Er beginnen andere ideeën op te borrelen. Ik zou nu eerst enkele kortverhalen willen schrijven.'
Angelo Mattie en zijn opstellen: zeer goed, uitroepteken ... in de rode inkt van meester Delobelle. De waardering ook van die notaris over Angelo's fantasietjes. Dat en nog andere zaken flitsten door mijn hoofd.
'Wil je die dan ook uitgegeven zien', vroeg ik.
'Waarom niet? Onder de titel En Passant, een ietwat eigenzinnige kijk op de banaliteit van alledag. Iets in die aard.'
Ik begreep het niet goed. 'Over titels gesproken, je hebt me nog steeds niet die van jouw boek verklapt!'
'Hybris. Dat is Grieks. Het betekent: onbeschaamdheid tegenover de goden of ook nog vermetele overmoed, overdreven trots.'
Ik begreep er allengs minder van. Het sloeg wellicht op die scheve schaatsrijder, het hoofdpersonage. Ik moest vaststellen dat ik nauwelijks iets afwist van de gedachtekronkels van mijn tafelgenoot. Zelfs zijn schuilnaam kende ik niet. Kon ik maar in zijn hoofd kijken. Ik kon het hem ook gewoon vragen. 'En jouw pseudoniem, wat is het geworden?'
'Jean Dupont. Wat denk je?'
Dat het niet genoeg bekt. Dat vond ik ervan. Wat was er toch mis met Angelo Mattie? Maar wie was ik om hem teleur te stellen.
We bestelden nog twee Omers. Om het heuglijke nieuws te vieren.
- einde -
(08/07/2020)