avec le temps (22/01/2021)
Avec le temps va, tout s'en va...
Het is de eerste regel van een memorabel chanson van de hand van Léo Ferré, waarmee hij zo treffend zijn bittere teleurstelling in de liefde verwoordt. Mij doet het nummer al evenzeer denken aan een nog universeler thema, met name dat van de tijd; of preciezer: de relatie van de persoon met zijn heden, zijn verleden en toekomst, het zich herinneren en het vergeten ook. Hoe beleeft het individu deze evidente en tegelijk ongrijpbare dimensie in het tijdsverloop tussen de aanvang en het einde van zijn leven?
Avec le temps va, tout s'en va...
On oublie le visage et l'on oublie la voix..
De aanhef roept bij mij steevast het beeld op van het door de wind vervagende patroon van een zandmandala, met engelengeduld vervaardigd door een groep monniken in Lhasa ('Seven years in Tibet', film over de bijzondere vriendschap tijdens de tweede wereldoorlog tussen een jonge nazisympathisant en de jonge dalai lama).
De tijd dus...
NU IS DE TIJD
'Veronderstel even dat het heelal leeg is op één voorwerp na: een horloge. Verder is er niets. In heel de eindeloze ruimte is geen ster of planeet te vinden, zelfs geen zandkorrel. Nergens beweegt iets, behalve de wijzers van het horloge. Wat zouden die dan aanwijzen? Wat zou het betekenen als zij op kwart over vijf zouden staan? Er is niets dat 'kwart over vijf' kan zijn. De wijzers verwijzen naar niets. Stel nu dat het horloge stilvalt. Er beweegt helemaal niets meer in het heelal. Welk verschil zou het dan maken of de wijzers stilvielen om kwart over vijf of om twaalf uur of in om het even welke stand? Er is niets in de leegte dat een reden geeft om te beweren dat het zo of zo laat is. Waar niets is en niets beweegt, is er geen tijd...' Deze bijzondere gedachtegang staat te lezen in de inleiding van 'Nu is de tijd' (Gerard Bodifee, Davidsfonds Uitgeverij, 2012), een filosofisch-wetenschappelijke beschouwing over tijdelijkheid en eeuwigheid.
Tijd, die we doorgaans meten met een klok kan met andere woorden niet bestaan, los van een gewaarwording. Er is een waarnemer voor nodig, een levend wezen, dat de tijd ervaart als een opeenvolging van momenten.
Meteen stelt zich dan de vraag naar de aard van de relatie van dat levend wezen, het menselijk individu, met de tijd. Waar speelt dat leven zich precies af? Elke persoon kan, tenzij hij niet zou beschikken over voldoende verstandelijke vermogens, op basis van zorgvuldige reflectie niet anders dan tot de bevinding komen: het leven speelt zich af in het 'hier en nu'. Je zou kunnen stellen dat, waar het hier en nu allebei het geval zijn, ik mezelf bevind. Die drie (het hier, het nu en het ik) bepalen elkaar'. Het is bovendien op het eerste zicht niet mogelijk om te ontsnappen aan het hier en nu. Immers, wanneer ik me begeef naar een andere plek, ben ik ook daar weer, of beter gezegd, nog steeds in het hier en nu.
En toch is er een wezenlijk verschil tussen mijn belevingen van het nu en dat van het hier: terwijl ik hier deze zinnen aan het schrijven ben, besef ik dat de tijd voortschrijdt. Maar wanneer straks mijn blad vol is, zal ik nog steeds op mijn stoel zitten. Toch ben ik op geen enkel ogenblik op dezelfde plaats gebleven. Ik ben immers, samen met iedereen en alles wat zich op de aarde bevindt, met een duizelingwekkende snelheid door het firmament gevlogen. Alleen, ik besef dit niet. Alleen de stand van de zon of de maan of de voortkruipende schaduw op het terras rechts van mij zouden mij kunnen bevestigen dat 'mijn-hier' samen met de tijd gewijzigd is. En er is méér. Zonder te zondigen tegen de fysische wetten zou ik, zuiver theoretisch gezien, elke beweging van hier naar daar kunnen ombuigen. Stel je maar eens een traag voorbijrijdende trein voor waarin een van de reizigers zich in de tegengestelde richting met dezelfde snelheid naar de achterste wagon begeeft. Zijn-hier blijft ongewijzigd.
Met de tijd lukt dit soort ingrepen niet! Het nu is altijd in beweging, meer zelfs, het beweegt steeds in dezelfde richting. Door dit gestaag opschuiven van het nu is 'mijn-ik-van-toen' 'mijn-ik-van-nu' geworden. Met behulp van mijn verstandelijke vermogens besef ik daarbij maar al te goed dat mijn heden niet samenvalt met mijn verleden. Ik lijk helemaal niet meer op die slungel met zijn lang haar op die vergeelde foto. Ik besef ook dat met het opschuiven van het nu alles wat ooit in mijn leven was aan het verdwijnen is in de put van het verleden. Die enkele laatste afdrukken in mijn geheugen zullen eveneens uitgewist raken (het door de wind vervagende patroon van de zandmandala, met engelengeduld vervaardigd door de monniken).
Met de toekomst is nog minder verbinding mogelijk, tenzij via de verbeelding.
En daarmee samenhangend blijft de vraag onbeantwoord waaróm het bestaan voortdurend in beweging moet zijn. Waarom kunnen we niet gewoon 'staan', in een soort blijvende, onbewogen en onveranderlijke aanwezigheid? 'Waarom sleept de stroom mij onhoudbaar mee en dwingt hij mij om onderweg alles los te laten wat ik ben, wat ik weet en voert hij mij naar het punt waar ik zelf uit het bestaan losgelaten word?' Maar het tegenovergestelde bezorgt me al evenmin een comfortabel gevoel, namelijk de gedachte dat het leven niet eindig zou zijn en dat ik dit zorgelijk bestaan voor altijd zou moeten volhouden. Kon er maar een leven zijn zonder vergankelijkheid en afscheid, dan wist ik wel wat ik zou kiezen. Helaas, die optie is er niet.
In weerwil van dit gedetermineerd zijn in ons bestaan, kunnen we ons, gelukkig maar, behelpen met instrumenten zoals het geheugen (herinnering) en de verbeelding, waarmee we ons, 'vrij als een vogel', buiten het hier-en-nu-moment kunnen bewegen en aldus verleden en toekomst een plaats in ons bewustzijn kunnen krijgen. Zo beschouwd zijn elke herinnering en elke verwachting een soort uitbraak uit het nu-moment, erop gericht om de beweging van de tijd en de tijdelijkheid zelf (even) op te heffen. Waar het hier-en-nu-zijn per definitie tijdelijk en lokaal is, want gebonden aan het bestaan van het lichaam, worden de grenzen van de tijdelijkheid doorbroken door het instrument van de geest (herinnering, verwachting), die vrij is zonder de hinder van onze stoffelijke lichamelijkheid. Op deze manier kan het leven de begrenzing doorbreken van de eigen tijdelijkheid.
Naast de relatie van het menselijk individu met de tijd boomt Bodifee in 'Nu is de tijd' verder door over thema's zoals orde en wanorde (entropie), tijd en eeuwigheid... Erg boeiend allemaal, maar wat betekent dit in de praktijk van elke dag? Wat kan ik, simpele sterveling, met al die quasi onbegrijpelijke beschouwelijkheid? Zal ik nu, me plots bewust van de kracht van mijn geest, anders aankijken tegen het leven met al zijn kommer en kwel? En hoe zal jij, achtbare lezer, bij diezelfde lectuur én deze die hierna nog volgt, over al dat hoogdravende gefilosofeer denken? Ik vraag het me af.
EEN PERSOONLIJKE BESCHOUWING
Dat verlangen en herinnering krachtige wapens zijn om te kunnen ontsnappen aan het malen van de tijd hoeft geen betoog. Kunnen dromen over en uitkijken naar de komst van de Sint maken het argeloze kind gelukkig. Mijmeren over de goede oude tijd, toen men nog jong was en onbekommerd door het leven stapte, doet even de zorgen en ongemakken van de oude dag vergeten. Was het al maar vakantie, zegt het kind, ik kan niet meer wachten. Wacht maar tot je zo oud bent als ik nu, zegt opa, later zal je het betreuren dat de tijd veel te snel loopt, steeds sneller.
Jawel, we kunnen er niet omheen: de subjectieve beleving van de (snelheid van de) tijd is niet dezelfde voor jong en oud.
Bij het vorderen van de jaren komt ook die andere vraag onweerstaanbaar dichterbij: hoeveel tijd is me nog toegemeten? Waar ligt het punt waarop ik alles zal moeten loslaten, waarop ikzelf uit het bestaan word losgelaten? Hoe de individuele persoon dit beleeft, is deels afhankelijk van diens persoonlijke geaardheid maar niet minder van specifieke omstandigheden en gebeurtenissen in zijn leven. Wie terugkerende lichamelijke klachten ondervindt of lijdt aan een chronische kwaal, zal allicht meer bezig zijn met het vraagstuk van het levenseinde.
Ik weet niet hoe anderen dit ervaren, maar persoonlijk voel ik me, alhoewel onhoudbaar op weg naar de 70, nog niet eens zó oud. In het gezelschap van iemand die pakweg 20 jaar jonger is, ervaar ik mezelf niet meteen als 'die oude vent hier'. Ik bedoel dit niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Ik hoor mezelf dan praten en argumenteren alsof ik nog volop in het actieve leven sta, de marathon loop. Mijn omgeving staat daar dan wellicht meewarig en hoofdschuddend op toe te zien maar zal zich uit piëteit behoeden voor commentaar. Ook wanneer ik 's morgens in de spiegel kijk, vind ik mezelf er niet bepaald oud uitzien, in profiel wel te verstaan, waarbij ik niet oog in oog hoef te te staan met die vent met zijn uitzettend buikje en krommende rug. Maar dit even terzijde.
Over de kracht van de herinnering, daar valt wel nog meer over te zeggen. Zou ook het geheugen, net zoals de perceptie van de toekomst, kunnen gekleurd zijn door onze persoonlijke geaardheid en geschiedenis? Het kan moeilijk anders. Wat men zich herinnert is lang niet altijd die mooie tijd van toen met niets dan geromantiseerde beelden. Er komt al eens, schijnbaar onverwacht, een minder aangename herinnering opdoemen, van een of ander vergeten gewaand akelig voorval. Stomverbaasd ben je, dat dit zomaar kan. Specialisten spreken in die context over het trauma, te begrijpen als een onverwerkte gebeurtenis, vaak uit de kindertijd. Een ongeval bijvoorbeeld, maar het kan evenzeer een hevig emotioneel stressmoment geweest zijn (psychisch trauma), of beide. Onverwerkt betekent dat de persoon deze enge ervaring is blijven meedragen, vaak verkapt, gedurende zijn verdere leven. Hoe ze dan plots terug in de herinnering opduikt? Een gelijkaardige situatie in het nu kan (door associatie via een beeld, geur, geluid...) het ondergesneeuwde trauma terug tot leven wekken. Ooit hoorde ik een vakcollega een treffende metafoor gebruiken: de herbeleving van iets dat vergeten leek kan je vergelijken met wat er gebeurt wanneer je over een hoop slordig opeengestapelde houten planken zou lopen. Nietsvermoedend stap je op een van die planken en meteen beginnen zoals in het spelletje mikado enkele andere planken, sommige zelfs meters van jouw plaats verwijderd, te kraken en mee te bewegen. Dit fenomeen van de plotse herbeleving van een trauma, de minder aangename kant van de kracht van de herinnering, moeten we er voor lief bijnemen.
Gelukkig mochten we tijdens onze kindertijd ook vele heerlijke momenten meemaken. Beelden en belevingen van vroeger duiken in mijn herinnering vaak terug op bij het horen van een melodie, één enkele noot, de klank van een instrument,... Muziek voert me gemakkelijk terug naar de tijd van toen. Niet zelden herinner ik me zelfs nog tekstflarden, woorden van het refrein... 'Twei kleine Italiener, die traumen von Napoli '… 1962: ik ben 10, wijkkermis in mijn straat en Conny Froboess, wiens frêle stem heel het weekend uit de schots en scheef aan de elektriciteitspalen op-gehangen luidsprekers klatert... 1963: ik ben 11, laatste zangrepetitie in de aanloop naar Kerstmis en de traditionele middernachtmis. Het is koud op de eerste verdieping van de chirolokalen. De blauwe letters op het stencilblad dat nog vochtig is en doordringend naar alcohol ruikt. De damp van onze adem tijdens het zingen... 'Adeste fideles, laeti triumphantes: venite venite in Bethlehem'... 1968: ik ben 16, een zompige wei aan de boorden van de Leie met uitgetekend parcours voor de autorij- en verkeerslessen, georganiseerd door het plaatselijk NCMV in samenwerking met Via Secura... Mijn vader die nerveus in de weer is met de nukkige muziekinstallatie. Plots weerklinken de eerste tonen van de hit van Tom Jones die na de intro met klassiek orkest vol pathetiek zijn verliefdheid op de onbereikbare vrouw tot in alle hoeken van de weide mag uitschreeuwen... 'I saw the light on the night that I passed by her window'. Jawel, Delilah, sinds die dag onuitwisbaar in mijn muzikaal geheugen gegrift. Bij het onverhoeds horen van dit nummer rijzen mijn haren nog steeds te berge. Die meebewegende planken! Hoe ook muziek al eens traumatiserend kan uitpakken. Sorry, meneer Jones.
Bodifee spreekt niet alleen over geheugen en herinnering, waarmee we vrij als een vogel buiten het-hier-en-nu kunnen bewegen, maar ook over de kracht van de verbeelding die ons toelaat te fantaseren, te dagdromen... ons laat uitbreken uit het nu-moment. En mocht iemand te weinig verbeeldingskracht kunnen putten vanuit zichzelf, dan kan hij zich nog altijd laten beroeren en meeslepen door muziek, een spannend boek, een prachtig schilderij... Kunst, in al zijn vormen en uitingen, staat immers voor schoonheid, originaliteit en creativiteit en bezit die bijzondere kracht om ons los te weken uit de benauwende beleving van ons tijdelijk bestaan.
Wat de kunsten met mij doen? Wanneer ik in de boekhandel langs de rekken loop, overvalt mij steevast een vage onrust. Lezen wil ik, meteen heel veel lezen... alles lezen... Gejaagd ga ik op zoek naar dat ene boek waarvoor ik ben gekomen, neem het eerbiedig vast, bestudeer aandachtig het omslag, duik lukraak ergens in de tekst en laat me meteen meevoeren naar een andere wereld... Ook bij het sporadisch bezoek aan een kunstgalerij ervaar ik diezelfde gulzige drang en bij het horen van de onvergetelijke gitaarriff van Voodoo Chile zou ik... zou ik willen...
Ach, wat zou het leven mistroostig zijn zonder dat vleugje fantasie. Is er iemand die durft te beweren dat verbeelding alleen maar boerenbedrog is?
- EINDE -