de Coillies

- kroniek van een vermissing - 
(2021)

tweede roman
opvolger van 'Niets dan scherven'


In de vroege jaren '70 beroert de plotse verdwijning van een meisje uit een Vlaamse gemeente in de met verlaten roterijen bezaaide voormalige vlasstreek de gemoederen.
In de lokale dorpsgemeenschap wordt geroddeld, gefantaseerd, gespeculeerd.  Bij gebrek aan enig bruikbaar spoor wordt het speurwerk gestaakt en het dossier gesloten.
Met het verstrijken van de tijd komt ook in café De Rootput nog maar zelden de vermissing van de dochter van de Coillies ter sprake.
Tot wanneer jaren later bij toeval de verlossende waarheid boven water komt, oude wonden worden opengereten,
sluimerende en zelfs vergeten gewaande emoties weer tot leven gewekt.

enkele fragmenten


… Er wordt ons gevraagd om in het belang van het onderzoek onze oren en ogen wagenwijd open te houden. Maar waarop moeten we ons dan focussen, vragen wij ons af. Beatrijs Vancoillie is niet hier. Dat ziet ge zo en als we nog maar durven kijken in de richting van haar broer, moeien we ons zogezegd met de loop van datzelfde onderzoek. Het is balanceren op een slappe koord. Neem dat van ons aan.
Een maand geleden al opperde hier iemand de mogelijkheid dat de jonge vrouw kon ontvoerd zijn als blanke slavin. Ze heeft er het postuur voor. Daar hoeft niet aan getwijfeld. Maar dan staat ge daar schoon te blinken met uw eerste vierentwintig uren die zogezegd cruciaal zijn om de vermiste nog levend te kunnen terugvinden, want zeg nu zelf: slavinnen, dat is direct voor het buitenland. Zuid-Europa? Noord-Afrika? Wij zouden er onze hand niet voor in het vuur durven steken. Ook van hogerhand heeft niemand er nog maar één seconde in geloofd dat ze hier aan haar einde is gekomen, in de stroom, in een van de meanders... Anders waren ze hier meteen met man en macht, 't is te zeggen met duikers en ander zwaar materieel komen dreggen. Niets daarvan hebben we gezien. Het schijnt dat onze Nationale Cel Verdwijningen, met drie hoofdletters, daar nochtans in gespecialiseerd is, in het dreggen in de Belgische binnenwateren dus. Meestal halen ze autowrakken boven en ander oud ijzer, wat interessant zou kunnen zijn voor Rappoeye, maar zelden stoten ze op een lijk...
                                                                               

... Heer, ontsla de zielen van alle gelovigen van alle boeien der zonden...
Het is me dan toch weer overkomen. Afdwalen naar andere plaatsen en tijden op de meest precaire momenten. Niemand doet het mij na. Ik moet iets gemist hebben, want de celebrant heeft het bidprentje al vast, scharrelt nerveus tussen zijn papieren op zoek naar de tekst voor zijn homilie, neem ik aan. Gauw even een blik opzij werpen. Naar wat rest van mijn familie. Sarah die haar neus snuit, de zakdoek wegmoffelt in haar mouw. Ons moeder kaarsrecht, de knieën krampachtig tegen elkaar, zoals op die zondagmiddag tijdens de kampioenenviering na de vinkenzetting, godvergeten in de bedompte Rootput tussen al die stinkende lijven. Ze staart voor zich uit. Ook zij is nauwelijks aanwezig. Die makkelijke afwezigheden. Het zit in ons bloed...


... We hebben de kwestie weer eens vanuit verschillende gezichtshoeken bekeken. Zijn we veel wijzer geworden? Niet echt... Waar is de tijd? We zien hem nog staan, Rappoeye, in de rug gepord door aanstoker Duyvetter. Rappoeye legde zijn venijnige vragen over de gestolen juwelen voor aan onze champetter en die, om zijn gezag te etaleren, liep er stoemelings in.
Die tijd is definitief voorbij. alles hebben ze ons afgepakt: onze champetters, onze burgemeesters en stadhuizen. Heel de boel is opgegaan in fusies, schaalvergroting, digitalisering, globalisering. Of we er beter van geworden zijn? Zegt gij het maar. Maar wat wilt ge, een mens moet met zijn tijd meegaan...


(blz 1-22)