het verhaal van Angelo
01
'Wat denk je van Stijn Streuvels?'
Omdat het erg druk was in het Beachhouse café vroeg ik mijn tafelgenoot om zijn vraag nog even te herhalen.
'Wat je denkt van Stijn Streuvels.' Het klonk nauwelijks vragend, eerder gebiedend.
'Hoe bedoel je? Is dat ook een schrijver misschien? Ja, toch?' Streuvels, iets nog van op de schoolbanken. Hoe komt hij erbij, dacht ik.
'Sorry, Angelo, dat is allemaal zo lang geleden en lezen en schrijven is niet mijn ding. Het Nieuwsblad, dat lees ik, ja en dan nog alleen maar de koppen, de sportbladzijden, want accidenten en andere calamiteiten interesseren mij niet, net zo min als die Vlaamse schrijver van u. '
Angelo zat mij verbaasd van aan de andere kant van de tafel aan te staren. Hij heeft nog steeds die jonge heldere blik, dacht ik. De ogen zijn de spiegel van de ziel. Ik kijk recht in zijn hart. Hij is nog niets veranderd.
'Je zal hem wel goed vinden, anders zou je er niet over beginnen', probeerde ik.
'Je begrijpt het niet, Honoré , wat ik je gewoon wou vragen is of je Stijn Streuvels een goede naam vindt. Ja, toch? Hoor die st en die str! Voel je het ritme, het staccato? Zo staat hij trouwens ook op al zijn foto's: met die krachtige kop, de kin omhoog. Een naturalist pur sang ook, iemand die de rauwe werkelijkheid recht in de ogen kijkt. Zijn naam past als gegoten bij wat hij uitstraalt.'
'Allemaal goed en wel, maar ik begrijp het nog steeds niet', zei ik. Persoonlijk vond ik die Streuvels met zijn borstelige snor een beetje op die Duitser van weleer lijken, die mislukte artiest, maar dan in de blonde versie.
Angelo boog zich nu voorover en fluisterde, overdreven articulerend: 'De naam, Honoré, ik had het over zijn naam! Die vind ik zo prachtig, fel en poëtisch tegelijk, de nagel op de kop. Ik wou dat ik er zo een had voor mezelf.'
'Maar je hebt er toch al een?'
'Een pseudoniem, bedoel ik. Ik ben al een tijdje op zoek naar een beklijvende schuilnaam voor mijn eerste roman. Ik denk er niet aan om op het omslag meteen mijn eigen naam te schrijven. Trouwens, zeg nu zelf: 'Angelo Mattie', dat bekt van geen kanten.'
Het leven is een zucht, één lange ademstoot maar. We staan op, gaan slapen en het is zó voorbij. Zie ons hier nu zitten, dacht ik. Zonder een rimpeling in het water, als was het een fait divers, zijn we elkaar ergens op een heel andere plek uit het oog verloren, zomaar en een halve eeuw later lopen we elkaar terug tegen het lijf, hier op de dijk. Wat er daar tussenin gebeurd is? Veel, weinig, althans in mijn leven. Het is maar hoe je het bekijkt. Maar het is in ieder geval weg en niets ervan komt ooit terug, Behalve... Ik had hem toen eerst niet herkend, tot ik in zijn ogen keek: blauwgrijze irissen, opvallend licht, met donkere stipjes aan de rand.
'Je zit te dromen, Honoré. Of verveel ik je?'
'Nee nee, Angelo, dat is het niet. Echt.'
We dronken nog een koffie. We hadden niet eens gemerkt dat de avond al was ingevallen. Een dreigend donkerpaars wolkendek zakte tot net boven de waterspiegel. Een smalle streep fel licht aan de einder. De zee kleurde zacht zilver.
'Jij hebt geluk. Besef je dat, Honoré?'
'Je hoort mij toch niet klagen?' Wat zou hij nu weer bedoelen?
'Jij zou voor jezelf zó een goede auteursnaam kunnen bedenken.'
Nu kon ik echt niet meer volgen.
'Balzac. Honoré de Balzac.' Toen begon Angelo onbedaarlijk te lachen.
einde 01
(02/01/2020)